Tussen 11 mei 2017 en 1 maart 2018 heeft Bodac bv een archeologisch proefsleuvenonderzoek,
een archeologische begeleiding en een vlakdekkend onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied
Laagstraat 58 in Deursen-Dennenburg. Op de plaats van de voormalige kippenschuren aan de
Dorpenweg is een woonwijkje gepland. Het vooronderzoek bestond uit het onderzoeken van 26
proefputjes in combinatie met asbestonderzoek, twee grotere proefsleuven, de archeologische
begeleiding van het zeven van een gronddepot en het verwijderen van de fundering van stallen.
Vanwege het asbest kon de archeologische werkgroep Ravenstein hier niet bij aanwezig zijn.
Het vooronderzoek heeft vier vindplaatsen opgeleverd waarvan er twee een nader onderzoek waard
zijn: een vindplaats uit de bronstijd in het noordoosten en een vindplaats uit de volle
middeleeuwen in het zuidwesten van het plangebied.
De lokatie van het plangebied op een luchtfoto uit 2006 met de kippenschuren
De lokatie van de twee besproken vindplaatsen
Start en herstart
De opgraving is begin december 2017 gestart, maar vanwege regen en ijzige kou voortijdig
beëindigd. Onder druk van de opdrachtgever is eind februari 2018 opnieuw opgestart
onder droge maar weer zeer koude omstandigheden. Uiteindelijk is ruim 2000 m² vlakdekkend
archeologisch onderzocht waarbij ruim 500 bodemsporen zijn onderzocht en bijna 1000 stuks
vondstmateriaal is verzameld. Het leverde een lijvig rapport op van 205 bladzijden. Bij deze
onderzoeken waren leden van de archeologische werkgroep Ravenstein aanwezig om te helpen.
Leven op een rivierduin
Het plangebied ligt aan de rand van een rivierduin, een woord of woerd, waarop
Deursen-Dennenburg is ontstaan, ongeveer 2 meter boven de omringende polders. Deze hogere
ligging in het landschap maakte de locatie reeds in de prehistorie een gewilde plaats voor
een nederzetting. Het lijkt erop dat er in ieder geval vanaf de IJzertijd permanente
bewoning op de rivierduin was. Er zijn hier ook op meerdere plaatsen in de directe omgeving
crematieresten aangetroffen en voorwerpen die vaak met de doden werden meegegeven.
Uit het pollenonderzoek blijkt dat het landschap hier vrij open was, met nauwelijks bossen.
In de omgeving van de nederzetting was moerassige heide of (hoog)veen te vinden. In de
voedselrijkere, natte delen, lagen beheerde graslanden en misschien wat elzenbosjes. Hei-
of veenplaggen werden in de omgeving verzameld en gebruikt als brandstof of bouwmateriaal.
Archeologen van Bodac tekenen een wandprofiel om vast te stellen hoe de bodem is opgebouwd.
Vindplaats 1
Aan de noordoostzijde van het plangebied is een erf uit de midden-bronstijd (*2) aangetroffen.
Het omvat een huisplattegrond, die gezien de lengte (18,4 mtr.), naar alle waarschijnlijk naar
het oosten toe buiten het plangebied doorloopt. Dit type boerderij kan 25-30 mtr lang zijn.
Het gebouw was driebeukig met vier rijen dakdragende palen. Van de buitenstijlen is maar een
beperkt aantal palen teruggevonden. De stijlen staan in een rechte lijn. Ook zijn verschillende
kleine bijgebouwtjes (spiekers), voorraad- en afvalkuilen aangetroffen. Het is niet zeker dat
de spiekers tot dezelfde bewoningsfase behoren. Mogelijk moet een deel zelfs in de ijzertijd
(*3) gedateerd worden. Zeker is dat hier gedurende langere tijd bewoning heeft plaatsgevonden.
O.a. door 14C-analyse (*1) is de boerderij te dateren tussen 1500 en 1400 v.Chr. Er is ook
aardewerk gevonden uit de late bronstijd en vroege ijzertijd. Het gevonden Romeins aardewerk
is waarschijnlijk meegekomen met mestaarde . Het is dus waarschijnlijk dat ook in de ijzertijd
en Romeinse tijd bewoning heeft plaatsgevonden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied.
Een lid van de archeologische werkgroep Ravenstein, Arno van Zwam, maakt een coupe in de
put waar het bronstijderf is gevonden. Op de plastic zak ligt een aardewerkscherf uit het spoor.
Vindplaats 2
Op basis van in het verleden gedane vondsten (1967, 1984) werd het zuidwestelijke deel van
het plangebied een archeologisch beschemd gebied (AMK-terrein 5153). De verwachting was hier
een Merovingisch grafveld aan te treffen. Een opmerkelijke vondst was een werpbijl (450-650
n.Chr.) Een dergelijke vondst kan aangetroffen worden als bijgift in een vroeg-middeleeuws
graf. Maar van een grafveld is echter geen enkel spoor aangetroffen. Het oudste aardewerk
hier bestaat uit twee losse fragmentjes die mogelijk vanaf 725 dateren. Het meeste van het
gevonden aardewerk dateert pas vanaf 900 (kogelpot, Pingsdorf). De vroegste bewoningssporen
hier zijn uit de volle middeleeuwen (*4), namelijk een deel van een erf met een bootvormige
plattegrond van een boerderij of schuur, bijgebouw, 2 waterputten en mogelijk een erfafscheiding.
Een vroeg-middeleeuwse werpbijl
*1: 14C-analyse of koolstofdatering is een methode waarmee de ouderdom van organisch materiaal
wordt bepaald met behulp van de isotoop koolstof-14. Alle planten en dieren bevatten dit isotoop.
Na de dood wordt dit isotoop volgens een vast patroon afgebroken en kan zo een datering opleveren.
De methode is bruikbaar voor materialen tot circa 60.000 jaar oud.
*2: Bronstijd in Nederland: ca 2000 - ca 800 v.Chr.
*3: IJzertijd in Nederland: ca 800 - ca 12 v.Chr. (komst van de Romeinen)
*4: Volle middeleeuwen: ca 800 - 1300 na Chr.
Voor meer informatie:
BODAC-rapport: A7005 (AWR code: MER-2017-2018)