In 2021 is een nieuw boek verschenen over de kelders van Ravenstein, het archeologisch onderzoek uit 2006 is hierin gebruikt.
In augustus 2006 werd de archeologische werkgroep Ravenstein (AWR), door de toenmalige pastoor van Gaalen,
gevraagd te kijken of er in de kindercrypte van de St. Luciakerk in Ravenstein nog stoffelijke resten in
de grafnissen lagen. De crypte of grafkelder ligt onder de sacristie en daar zou nieuwe vloerbedekking
worden aangebracht. Door een klein stuk van de houten ondervloer te verwijderen konden ze boven op het
gewelf kijken. De ingang van de kelder was oorspronkelijk in de kerk, rechts van het koor, maar daar was
een altaar bovenop gebouwd.
De St. Luciakerk werd rond 1735 gebouwd in de stijl van de Duitse barok. Er kwam in 1729 een loterij aan te pas om de kerk te bekostigen. Initiatiefnemer was advocaat J. van Willigen die er, samen met zijn vrouw, een prominente grafzerk in de kerk mee verdiende. Hij woonde in het statige witte pand tegenover de kerkingang, het voormalige raadhuis. Een week voor het onderzoek zijn ze ter plaatse geweest om te kijken hoe ze dit aan konden pakken. Ze hebben een gat geboord met een doorsnede van ongeveer 5 cm. in de zachte bakstenen van het gewelf.
Langs dit gat hebben ze een lampje laten zakken aan een snoer. Helaas konden ze niet voldoende zien. Besloten werd een andere keer terug te komen en een miniwebcam o.i.d. aan te schaffen. Het piepkleine draadloze beveiligingscameraatje werd aan een stok gemonteerd. De week daarop waren ze er weer met de benodigde apparatuur en het werkte perfect. Op een aangesloten tv konden ze de kelder goed zien. Door een videocamera op de TV aan te sluiten konden de beelden vastgelegd worden.
De grafkelder is een vrij lage ruimte (ongeveer 1.80 m. hoog) met een vlak tongewelf, ca 4 x 5,5 meter groot. Aan de lange kanten zijn in twee rijen boven elkaar 6 nissen te zien, in totaal dus 24 nissen. Een aantal daarvan zijn dichtgemetseld, sommigen gedeeltelijk, alsof ze later weer zijn opengemaakt. Een aantal is helemaal open. Alle open nissen zijn leeg en op een plaats is in het natte cement een mensfiguurtje gekerfd met daaronder het (jaar?)getal 1823 of 1827.
De nissen hebben eenzelfde vlakke tongewelfvormige bovenkant als de kelder en zijn vrij ondiep, aan de ene zijde 1 mtr en aan de andere 1,5 mtr. Aan de altaar zijde is een vaag een stenen trap te onderscheiden naar de kerk.
In de kerk is ook nog een andere grotere grafkelder aanwezig. Deze biedt ongeveer hetzelfde aanzien, maar groter, ruim 16 mtr x 2,25mtr.. In de pastorie was ooit een document aanwezig waarop stond wie er in welke nis heeft gelegen, van de kindercrypte bestaat een dergelijk document niet, voor zover bekend. De grafkelders zijn vanaf 1735 tot ca. 1828 in gebruik geweest, met uitzondering van de Napoleontische tijd.