Landweer
Een landweer? Wat is dat, vraagt u zich misschien af. Daarom eerst wat uitleg over het fenomeen landweer.
De landweer waar dit artikel over gaat is een verdedigingswerk. De landweer bevond zich niet in de stad
maar ver daarbuiten op het platteland. Oss en omgeving werden gedurende perioden van strijd tussen de
hertogen van Brabant en Gelre geregeld door soldatenbenden geplunderd en platgebrand. Landweren werden
niet als linie bewaakt, maar zij vormden toch een goede bescherming tegen plunderende vijandige legers.
Vanaf het eind van de middeleeuwen tot ver in de Tachtigjarige Oorlog bestond oorlogvoering voornamelijk
uit het plunderen van dorpen en akkers van de vijand. Legers ontmoetten elkaar nauwelijks in het open veld,
zodat veldslagen niet veel voorkwamen. In plaats daarvan gaf men de voorkeur aan belegeringen van steden.
Het afstropen van vijandelijk gebied had tot doel om enerzijds de eigen troepen te onderhouden en anderzijds
de vijand te schaden en te frustreren. Dergelijke plunderende troepen waren in het algemeen moeilijk in de
hand te houden, ook door de eigen heer. Vaak bestonden deze troepen uit kleine groepen ruiters die een hit
and run-tactiek toepasten. Voor hen vormden landweren een serieus obstakel, dat genoeg weerstand bood om
het verrassingselement van de kortstondige aanvallen weg te nemen. Dat gaf tijdwinst aan de verdedigers
om zich te organiseren. Pas in 1543 kwam daaraan een einde doordat Gelre bij het rijk van keizer Karel V
werd gevoegd.
U ziet op de afbeelding hieronder het rood/wit gearceerde betwist gebied. Op de grens tussen Brabant en
het twistgebied werden de landweren aangelegd. De landweren waren kilometers lang en voor die tijd grote
infrastructurele projecten.
Archief informatie over de Osse landweer.
In de 14e-15e eeuw werden meerdere landweren aangelegd om het Maasland en het zuiden daarvan te beschermen
tegen de plunderende bendes. De eerste vermelding van werkzaamheden aan de landweren rond Oss dateren uit
1359. In 1390 worden twee inwoners van Oss beboet omdat zij hun landweer niet 'gemaakt' hebben.
Waarschijnlijk gaat het om verzuim van het onderhoud of herstel van de landweer. In 1391 en 1392 worden
twee inwoners van Berghem beboet. De ene heeft de landweer niet onderhouden en de ander heeft illegaal hout
van de landweer gekapt. In 1396 wordt de landweer van Nistelrode vermeld in de rekening van de kwartierschout
van Maasland. Een inwoner had zonder toestemming een gat in de landweer gemaakt en er een draaiboom voor gezet.
In 1401 wordt de landweer van Erp genoemd. De aanleg van de landweren was in elk geval niet in een jaar
afgerond. In de archieven is ook later sprake van onderhoud, herstel en aanpassingen.
Volgens de historicus Jean-Baptiste Gramaye (1579-1635) is de Osse landweer in 1359 aangelegd. De tekst van
zijn werk 'Taxandria' uit 1610 is in het latijn. De vertaling van passage over de landweer luidt: 'Ik heb
brieven gezien uit 1359, waaruit onder meer blijkt dat door de senaat (=het bestuur) van Oss met hulp van
de buren een zich ver uitstrekkend aarden bolwerk is opgericht, voor de meest zekere verdediging van de
inwoners van het Maasland in die tijd.' In de marge staat ter verduidelijking 'Landtweer', zie afbeelding
Het initiatief voor de aanleg lijkt te zijn uitgegaan van het dorpsbestuur van Oss (Senatus Ossensis). De aanlegdatum van 1359 lijkt bevestigd te worden door een charter uit 1363 in 's-Hertogenbosch (BHIC, Archief van de Familie Van Lanschot 1294-1982, inv.nr. 1487). Het charter is opgemaakt voor schepenen van Oss en bezegeld met het schependomszegel. Schepenen van Oss verklaren dat Art Groetaerts soen van Scadewic heeft overgedragen aan heer Godevarde (Godevaart) van Os, ridder een halve morgen land gemeint gelegen 'bider Ameijden tot Hoevelen wart' (= bij de ameide richting Hoevelen) naast het erf van Wellen van Beke aan de ene zijde en die Lantwere aan de andere zijde. Datum: donderdag na Sint Paulus dag 1362. Op de achterzijde van het charter staat: 'Van enen halven merghen beneven der lantweren tot Hoevellen wart die Art Groetarts ghewest hadde.' In de akte is sprake van een ameide bij de landweer. Ameide is synoniem aan hameide of hamei dat slagboom of sluitboom betekent. Het erf van Wellen van Beke kan de hoeve Klein Heuvelen (Cleijn Hoevelen) zijn, die op het kadastrale minuutplan van 1832 staat aangeduid met de kadastrale nummers B 714-B 715-B 716 (Gegevens: Hans Pennings, Oss).
Opbouw landweer
De landweren bestaan uit een enkele of dubbele aardenwallen met aan weerszijden droge greppels (zie
afbeelding hieronder). De wallen werden opgeworpen met grond uit de greppels. De wallen waren beplant
met dicht struikgewas, vooral met stekelige soorten zoals meidoorn, sleedoorn, hondsroos en egelantier.
Hierdoor werd een vrijwel onneembare hindernis verkregen. Sommige landweren werden voorzien van dichte
rijen palen of struikelgaten om zo ook ruiters te weren. De doorgangen werden met slagbomen of iets
dergelijks door bewapende personen in de gaten gehouden. In totaal was de landweer over het gemiddelde
ongeveer 22 m breed. Deze breedte werd in de Piekenhoef en de Hoogen Heuvel aangetroffen. Een breedte
van 22 meter en dan kilometers lang!?! Dat was niet zomaar iets.
In de omgeving van Oss zijn er inmiddels vele variaties landweren aangetroffen. Verondersteld wordt dat het wisselende uiterlijk van de landweren te maken heeft met een verschil in functie. In het algemeen geldt dat landweren met een militaire functie veel zwaarder uitgevoerd zijn dan landweren met een overwegend landbouwkundige functie. We nemen aan dat boeren in de omgeving de aanleg op zich namen onder leiding van vertegenwoordigers van de Hertog van Brabant.
Aangetroffen landweren in het Maasland
Hieronder volgen enkel voorbeelden van landweren uit de omgeving van Oss die archeologisch zijn onderzocht.
In Berghem werd voorafgaand aan de realisatie van de nieuwbouwwijk Piekenhoef een landweer aangetroffen. De
landweer van Berghem is tussen 1997 en 2005 opgegraven. In totaal werd een oppervlakte van ca. 36 ha verkend
door middel van proefsleuven. Hierbij kon het verloop van de landweer gevolgd worden over een afstand van
ruim 1 km. Deze landweer bestond uit twee parallelle greppels met een tussenafstand van bijna 20 meter. Aan
de binnenzijde bevonden zich zeven of acht palenrijen, die alternerend geplaatst zijn. Er tussen bevond zich
een 'lege' strook, waar een wal heeft gelegen. De wal is door egalisatie verdwenen. Op afbeelding 4 zie je
de helft van de landweer, een greppel en de palenrijen.
In het uiterste oosten van de Piekenhoef, aan de Hoessenboslaan, is een L-vormige uitbouw van palenrijen
aangetroffen, die vermoedelijk de aanzet is van een versterkte doorgang.
De paalgaten waren perfect rond. De palen zijn dus zeer waarschijnlijk geheid. Er waren flinke palen bij met
een diameter van wel 30 cm. Het moet een enorme onderneming geweest zijn om deze kilometers lange landweer aan
te leggen. In de Piekenhoef werden de indrukwekkende sporen door archeologen voor het eerst gerelateerd aan
landweren. Dat komt omdat men hier de mogelijkheid had om het spoor over honderden meters te volgen.
Ook op andere plekken zoals in Oss-Zevenbergen, in Heesch en Vorstenbosch werden tijdens opgravingen soortgelijke
sporen aangetroffen. Op Slabroek bij Uden is een prehistorische urnenveld opgegraven en ook hier is een Middeleeuwse
landweer met doorgang aangetroffen!
In 2006 is de landweer op wat nu de begraafplaats de 'Hoogen Heuvel' heet, opgegraven. Vermoedelijk is hier
een versterkte doorgang in de landweer is aangetroffen. Op afbeelding 5 zijn een greppel en enkele paalgaten te zien.
Naar aanleiding van archeologisch en archiefonderzoek kon men op oude landkaarten van de omgeving in Oss de vele landweren onderscheiden. In 1760 werd de Osse landweer in 9 loten publiek verkocht aan particulieren in ruil voor een eeuwigdurende erfpacht. Nadien bleef een deel van de landweer in gebruik als perceelsgrens. Dit duidt erop dat de landweer dan al vermoedelijk langere tijd niet meer in gebruik is geweest. Anderzijds was de landweer nog wel goed te herkennen in het landschap. En ook op het Kadastrale Minuutplan van 1832 komt deze nog duidelijk naar voren in de vorm van lange, smalle, genummerde percelen. Ze zijn te onderscheiden van wegen, doordat wegen niet voorzien zijn van perceelnummers. De bekend oude Osse straatnaam 'De Landweerstraat' ontleend er zijn naam aan. De locaties van archeologisch onderzochte landweren in de omgeving van Oss zijn weergegeven op de afbeelding hieronder: 1= Horzak, 2= De Geer, 3= Piekenhoef, 4= Zevenbergen, 5= Vorstengrafdonk, 6= De Hoef, 7= Hoogen Heuvel, 8= Slabroek. De doorgetrokken rode lijnen geven de landweren aan die tijdens opgravingen zijn waargenomen. De paars gestippelde lijnen zijn landweren die aangetroffen zijn in de archieven en landkaarten. De groen gestippelde lijnen zijn veronderstelde landweren.
Reconstructies landweren
Van de landweer Piekenhoef te Berghem is een reconstructie gemaakt. Deze vindt u in de Knolgroenstraat in Berghem.
De meetgegevens van het archeologisch onderzoek zijn gebruikt om de gevonden sporen exact in de reconstructie weer
te gegeven. In een paar jaar tijd is de heuvel dichtgegroeid. Als je ervoor staat dan ervaar je hoe een enorm bouwwerk
het is. En dan kilometers lang!
In Heesch is ook een reconstructie van de daar in 2007 aangetroffen landweer gemaakt. Deze vind u aan de Vleutloop.
Vondsten nabij landweren
Landweren liggen in het buitengebied en zijn daardoor arm aan archeologische structuren en vondsten.
Bij archeologisch onderzoek aan landweren wordt daarom meestal geen duidelijk te dateren materiaal
aangetroffen. In de Piekenhoef zelfs helemaal niets. In 2020 vond de auteur van dit artikel een hardstenen
projectiel wat direct gerelateerd kan worden aan een landweer. Het projectiel werd gevonden naast de
zandhopen ter hoogte van een opgraving aan de Kantsingel (zie oranje ster op afbeelding hierboven "Aangetroffen
landweren in Oss en omgeving"). Onderzoek
door ADC gaf aan dat het projectiel met een diameter van ca. 7.3 cm een kanonskogel is. Deze kleine stenen
kanonskogels werden veel gebruikt en zijn te dateren vanaf de 14e eeuw tot in de 16e eeuw. Daarna gebruikte
men ijzeren kogels. De steensoort lijkt afkomstig te zijn uit een van de vele Belgische steengroeven. Informatie
over de import van deze stenen kogels is vaak terug te vinden in stadsrekeningen in de (stads)archieven.
Archeologisch onderzoek landweer Nieuwe Hescheweg - Julianasingel 2020.
In opdracht van de gemeente Oss heeft BAAC voorafgaand aan het ontgraven van grond ten behoeve van de aanleg
van een wadi, een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen
uitgevoerd in het plangebied Nieuwe Hescheweg - Julianasingel te Oss. Op basis van het vooronderzoek had een
deel van het plangebied een hoge verwachting voor waarden uit het neolithicum tot en met de volle Middeleeuwen.
Toch was het resultaat van dit onderzoek niet hoopgevend. Het plangebied aan de Hescheweg bestaat uit
dekzandwelvingen die in het Weichselien (ca. 110.000- 10.000 jaar geleden) zijn gevormd. Het reliëf van het
dekzandlandschap schommelt rond 8 m +NAP. De bodem bestaat uit een hoge zwarte enkeerdgrond en heeft een 30-75
cm. dikke humus houdende bovenlaag die is ontstaan door eeuwenlange bemesting van landbouwgronden met potstalmest
door gemengde boerenbedrijven. Deze mest bestond uit een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel,
heideplaggen en zand. Er is maar weinig gelaagdheid waargenomen, en opgemerkt wordt dat de waarnemingsmogelijkheden
werden bemoeilijkt door de droge bodem en de grote hoeveelheid boomwortels. In de top heeft zich een bouwvoor
gevormd, maar op veel plekken was deze verstoord door recente graafwerkzaamheden. Het onderliggende deel van
het esdek bestaat uit (donker)bruingrijs, zwak ziltig zand. Afgaande op de landschappelijke ligging en de ligging
op bodem- en historische kaarten wordt ervan uitgegaan dat het esdek uit de Nieuwe tijd dateert. Meestal ligt het
esdek direct op het gele dekzand, maar lokaal is een oude akkerlaag of het restant van een afgetopte natuurlijke
bodem aanwezig. Het gaat daarbij om de BC- en de BS-horizonten van een droge veldpodzol (zie afbeelding hieronder)
Het gebied was in de 18e eeuw nog niet eens ontgonnen. De kans op het aantreffen van sporen was laag.
Wel was de kans aanwezig om sporen van een landweer aan te treffen.
Wadi zijn laagten waar regenwater in wordt geborgen. Deze wadi's hebben verschillende vormen en diepten.
RAAP voerde in juli 2020 het proefsleuvenonderzoek uit en de leden van de Stichting Archeologie Maasland
(SAM) mochten daar gelukkig weer eens mee helpen. Er was een dip in de coronabesmettingen. Fijn dus.
Alle Wadi-locaties werden nauwgezet onderzocht. Men dacht de landweer te hebben gevonden. Dubbele rijen
greppels zijn een indicatie. Maar de greppels waren slechts enkele meters lang. Geen landweer dus. Ook
de ondiepe wadi langs de Nieuwe Hescheweg waar de landweer werd verwacht, liet geen landweer zien.
De wadi werd maar 80-90 cm. diep uitgegraven. Handig, dacht de gemeentelijke uitvoerder, dan is het
archeologisch onderzoek gelijk aan de Wadi-diepte. Twee vliegen in een klap. En zo gebeurde het.
Geen sporen.
Gelukkig nam de Osse stadsarcheoloog Mijke Peeters een belangrijke beslissing over de ondiepe Wadi aan
de Nieuwe Hescheweg. Na overdenkingen van het graafresultaat bedacht de Osse Stadsarcheoloog dat in de
toekomst de volgende 30 cm. zonder bescherming verstoord mocht worden. Oftewel, er was geen sprake van
duurzaam behoud van de archeologische resten. Dus er werd besloten nog 30 cm. dieper te graven!
De archeologische begeleiding van dit onderzoek door RAAP vond plaats in november 2020. Doel van de
begeleiding was het veiligstellen van informatie over de vindplaats en behoudenswaardige resten ex situ te bewaren.
En jawel de landweer kwam tevoorschijn!! Duidelijk herkenbaar aan de palenrijen en greppels.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn negen sleuven aangelegd. Vanwege de aanwezigheid van bomen
werd in goed overleg met de medewerkers van groenvoorziening van de Gemeente Oss de plaats en grootte
van de proefsleuven bepaald. In totaal is er een oppervlakte van 1427 m2 onderzocht en zijn bijna 100
archeologische grondsporen gedocumenteerd. Er zijn geen noemenswaardige vondsten geborgen.
De landweer is ZW/ZZW-NO/NNO georiënteerd en bestaat uit een aarden wallichaam (een geelkleurig vlak zonder sporen) geflankeerd door greppels, en aan de buitenzijde (zuidoostzijde) een zone met paalkuilen. De ruimte tussen beide greppels is 3,3 tot 3,7 meter breed, dit is de maximale breedte van het wallichaam. De hoogte van de wal kan niet worden bepaald, maar naar vergelijkbare, niet-geëgaliseerde landweren, wordt geschat dat de hoogte ca. 100 cm is geweest. De twee greppels aan weerszijden van het aarden wallichaam tekenen zich als donkergrijze banen in de bodem af. De greppel zuidelijk van het wallichaam is 2,4 tot 3,6 meter breed, de gemiddelde breedte is 3,2 meter. Het greppelspoor is in het opgravingsvlak 64 cm. diep en heeft een komvormige doorsnede. De greppel is geleidelijk dichtgeslibd met een 15 cm. dikke laag zwak tot matig humeus (donker)bruingrijs zand. Daarna is de greppel grotendeels gedempt met licht(grijs)bruin en (licht)grijs zwak humeus zand, maar in het hart van de oude greppel is een kleine greppel uitgegraven. Deze is circa 50 cm. breed en 45-50 cm. diep in het opgravingsvlak. Deze jongere greppel was vermoedelijk watervoerend, want de opvulling bestaat uit spoelbandjes, die een gelaagd pakket van bruingrijs zand met daarin donkergrijze en gele zandlaagjes vormen. De top van de greppelvulling betreft donker bruingrijs zand, nazakkingsmateriaal uit het esdek. De greppel noordelijk van het wallichaam was 2,5 tot 2,9 meter breed en 62 cm. diep in het opgravingsvlak. Ook hier heeft de greppel een komvormige doorsnede.
Ten zuidoosten van de zuidelijke greppel - vanuit Oss gezien aan de buitenkant - is een strook met 59 k leine (paal)kuilen aangetroffen. Het formaat loopt uiteen van 15 cm. van kleine (ovale) sporen tot circa 50 cm. De meeste sporen waren rond 20-30 cm. en lagen niet nauwgezet in een patroon zoals we dat gezien hebben in Piekenhoef te Berghem. De archeologische uitvoerder van RAAP denkt dat het ook plant- of struikelkuilen kunnen zijn. De landweer had een totale breedte van minstens 19,5 m, maar vanwege het beperkte opgegraven oppervlak is de exacte breedte niet vastgesteld. In het plangebied zijn diverse andere grondsporen aangetroffen. Het gaat om landbouw gerelateerde sporen, namelijk een grote (water)kuil en perceelgreppels. Op basis van vondsten zijn die rond de 18e eeuw aangelegd. Met het onderzoek is de wetenschappelijke informatie van de vindplaats zoveel mogelijk ex situ bewaard, zodat verder archeologisch veldonderzoek niet meer aan de orde is.
Door dit archeologisch onderzoek hebben we weer een deel van het stippellijntje op afbeelding 6 om kunnen zetten naar een rood doorgetrokken lijntje.